‘Ik weet wat de vrouwen meemaken’

Blog

Mardjan Seighali vluchtte dertig jaar geleden van Iran naar Nederland. Nu ziet ze een nieuwe generatie strijden tegen de ayatollahs. ‘Europa zou net als bij Oekraïne meer zijn tanden moeten laten zien.’

Evert de Vos 

19 oktober 2022 – verschenen in nr. 42 Mardjan Seighali  

‘Ik vind het niet handig van je. Als je je beter had ingelezen, hadden we je eerder kunnen helpen. Je aanvraag is nogal kort dag’, kreeg Mardjan Seighali (58) te horen toen ze zich op 26-jarige leeftijd bij de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF meldde. Ze was de islamitische dictatuur van ayatollah  Khomeini ontvlucht, wilde een hbo-opleiding maatschappelijk werk doen en klopte aan voor financiële ondersteuning. Maar daarvoor moest ze eerst een lesje ‘zo-doen-wij-dat-in-Nederland’ ondergaan. Toch kreeg ze de beurs en 23 jaar later werd ze de directeur van datzelfde UAF. ‘We hebben met z’n allen wel een cultuurverandering doorgevoerd’, vertelt ze met een lach. ‘De paternalistische houding is er nu echt wel uit. Samen met vluchtelingen kijken medewerkers nu wat de mogelijkheden zijn, welke talenten ze willen benutten en of dat haalbare opties zijn.’

Op andere plekken in de Nederlandse vluchtelingenopvang is het paternalisme echter nog volop aanwezig, beseft Seighali. ‘In het beste geval worden mensen gezien als slachtoffers die geholpen moeten worden, maar niet als individuen die weliswaar vaak ernstige dingen hebben meegemaakt maar die voor de rest volstrekt in staat zijn eigen keuzes te maken.’ Dat je een vluchteling bent, bepaalt niet je identiteit, benadrukt ze. ‘Het is zeker een vormende
ervaring waarmee je moet leren omgaan, maar die is niet allesbepalend voor je toekomst.’

Het Nederlandse asielsysteem strompelt van crisis naar crisis. Honderden mensen – ook kinderen – slapen regelmatig buiten voor de poort bij aanmeldcentrum Ter Apel en er is zelfs gebrek aan tandenborstels. De opvangcentra zitten overvol omdat veel gemeenten weigeren voldoende woonplekken voor erkende statushouders ter beschikking te stellen. Vluchtelingen die in de procedure zitten, wachten soms jaren op een erkenning en in de tussentijd mogen
ze niet werken of leren. Een leven staat in de pauzestand. Getraumatiseerde mensen lopen een extra trauma op. ‘Natuurlijk is het depressief makend als je voortdurend afhankelijk bent van hulpverleners en jarenlang doelloos moet
wachten.’ De humaniteit moet terug in het systeem, vindt Seighali. ‘Nu is alles te veel gericht op zogenaamde efficiëntie, op grootschaligheid, en vooral op het voorkomen van een aanzuigende werking.’

De opvang de afgelopen maanden van de voor het oorlogsgeweld gevluchte Oekraïners kan daarbij als voorbeeld dienen. ‘Die was hartverwarmend. Vaak in kleinschalige voorzieningen, soms zelfs bij mensen thuis, met veel
contact met Nederlanders. De kinderen mogen meteen naar een Nederlandse school, volwassenen kunnen ook eventueel aan het werk. Zo’n opvang gun je iedere vluchteling. Het systeem moet echt op de schop en we zien nu hoe het wel kan.’

De wereld na Oekraïne

De invloed van de Russische inval in Oekraïne strekt veel verder dan de regio. Opeens vormt het Westen weer een blok tegenover het Oosten. De oorlog heeft de EU tot daadkracht aangezet, heeft de Navo weer relevant gemaakt en zorgt er ook voor dat de wereldwijde voedselvoorziening opnieuw hoog op de agenda staat. De Groene Amsterdammer interviewde de afgelopen weken meerdere denkers over de geopolitieke toekomst.

Over haar leven in Iran en Nederland schreef Seighali eind vorig jaar samen met Job Hulsman het boek Tot op de dag. Het is een persoonlijk, pijnlijk en ontroerend eerlijk verslag dat tegelijkertijd Nederland een spiegel voorhoudt. Als vluchteling succes nastreven vergt een enorme hoeveelheid doorzettingsvermogen, discipline, optimisme en vooral een
heel dikke huid.

In Iran zag ze als puber op de tv hoe de opstand tegen de sjah zich ontvouwde. Als demonstranten het volk toespraken, zette ze het volume van de tv harder. Ze wilde alles horen, alles zien. Ze was verbijsterd. Van haar vader kreeg ze boeken, van Russische schrijvers als Maksim Gorki en de Iraanse romancier Ahmad Mahmoud, over de strijd van jongeren tegen de Britse overheersing.  

De sjah probeerde te redden wat er te redden was, schafte het eenpartijstelsel af en herintroduceerde de islamitische kalender. Het mocht niet baten. De dictator vluchtte het land uit. Korte tijd later landde ayatollah Ruhollah Khomeini met het vliegtuig vanuit Parijs. ‘Hij beloofde verandering, iedereen zou een kans krijgen’, schrijft Seighali. ‘Er kwam meer
voor de armen. Oké, dachten de meesten, laat het dan maar zien.’ Geleidelijk greep de oude man met de baard de macht. ‘Wat er feitelijk gebeurde hadden we niet door, want hij liet niet het achterste van zijn tong zien. De revolutie
was jong, de politiek fragiel. En Khomeini profiteerde.’

School werd voor Seighali een bijzaak. Overal ontstonden debatavonden, krantjes en bewegingen. Na maanden van oriëntatie koos ze voor de links-islamitische beweging van de Volksmoedjahedien. ‘Met name de scheiding
tussen kerk en staat sprak me aan’, vertelt ze. ‘De partij gaf me intellectuele uitdaging, ik vond gelijkgestemden.’ Ze verspreidde pamfletten, zamelde geld in voor de partij en woonde demonstraties bij. Wat maakt een zestienjarig meisje
tot revolutionair? ‘Mijn ouders waren hardwerkende mensen die zich niet met politiek bemoeiden’, antwoordt ze. ‘Maar ze hebben me wel een enorm rechtvaardigheidsgevoel meegegeven. Ik kan gewoon niet tegen onrecht.’

De revolutionaire romantiek was echter niet opgewassen tegen de islamitische houwdegens. Een voor een werden de oppositiegroepen aangepakt. In 1981 werden de leiders, leden en sympathisanten van de Volksmoedjahedien tot
vijanden van God verklaard. ‘

Je hoopt dat in Iran doorsijpelt dat in het buitenland de steun groot is’

Op een nacht wordt ook Seighali van haar bed gelicht.

Wat ze precies meemaakt, beschrijft ze niet. Ze zal het alleen tegen een IND-ambtenaar en uiteindelijk ook haar man vertellen. Ze wordt gemarteld, vernederd en onder enorme psychische druk gezet. Gevangenen zitten met tientallen in een cel. Degenen die er door bewakers uitgehaald worden, keren vaak niet terug. Gedood of vrijgelaten? Ze weet het niet, maar ze vreest het ergste. Haar vriendin Tahmina wordt geëxecuteerd, net als vele andere partijgenoten. Ze heeft er nog steeds nachtmerries over.  

Er is een leven voor en een leven na mijn gevangenschap, schrijft Seighali in Tot op de dag. Ze maakte vrienden in de cel, voerde gesprekken met vrouwen die ze anders nooit ontmoet had. ‘En ik leerde me wapenen tegen de hardheid. Op het terrein van de gevangeniskazerne in Rasht is de onverbiddelijke Mardjan geboren. Net als de twijfelende. Waarom ik wel en de anderen niet?’ Zelf komt ze na enige maanden vrij, onder strikte voorwaarden die haar ouders met de geestelijken hebben afgesproken: ze moet trouwen met haar goede vriend Rasoul, ze mag niet studeren of werken, moet vooral
thuisblijven en ze dient zich eens in de week bij de autoriteiten te melden.

Alles verandert als haar man de openbare executie (ophanging) van politieke gevangenen filmt. Het wordt te gevaarlijk voor hem, hij vlucht en komt uiteindelijk in Nederland terecht. Ook voor haar wordt het leven onmogelijk en ze besluit haar man achterna te reizen. Ook al is ze woedend op hem vanwege het gevaar waaraan hij zijn gezin – ze hebben inmiddels twee zonen – heeft blootgesteld. Na drie mislukte illegale vluchtpogingen waagt ze de gok op het vliegveld. Gewoon met haar eigen paspoort, een officieel Frans visum en een geldig vliegticket. Enige voorwaarde: een stel onoplettende Iraanse douanebeambten. De eerste keer mislukt, ze wordt met veel geweld met haar kinderen opgepakt en hardhandig verhoord. Bij de vijfde, laatste poging waar ze nog geld voor heeft, glipt ze langs de controles en stijgt ze samen met haar zonen Pouya en Pasha op in een Air France-toestel.

‘Iedere vluchteling verdient een Cor en een Gerda.’ Nog voordat Seighali haar status als erkende vluchteling ontving, betrok ze met haar man en kinderen een huis in het Gelderse Brummen. En op de stoep stond Cor, de vrijwilliger van Vluchtelingenwerk. Hij hielp met het vinden van een school, wees in de supermarkt de lage schappen met de goedkope, merkloze producten aan, ging met haar naar de kringloopwinkel en organiseerde zelfs een koffieavond met de buren – die uiteindelijk mislukte door het wantrouwen van een buurman.

Met Gerda oefende ze Nederlands en kon ze nagaan of ze de Nederlandse gebruiken en omgangsvormen wel begreep. Kun je bijvoorbeeld een uitnodiging om koffie te komen drinken bij een schoolmoeder meteen aannemen? Of moet je net als in Iran het aanbod eerst afwijzen, om pas na veel aandringen de stap over de drempel te kunnen zetten. ‘Mijn Iraanse sociale kompas werkte hier niet’, vertelt ze. ‘Ik moest echt veel leren.’

Cor en ook Gerda waren de gids en mentor die ze nog nodig had om in de Nederlandse samenleving te kunnen integreren. Die persoonlijke aandacht en begeleiding ontbreekt nu vaak en dat komt de integratie niet ten goede. ‘Vluchten doe je alleen als het water je aan de lippen staat’, vertelt ze. ‘Je breekt abrupt met het leven dat je had en je moet een nieuwe start maken in een voor jou geheel vreemd land. Dat is heel stressvol.’ Vluchtelingen hebben vaak extreme gebeurtenissen meegemaakt, zijn getraumatiseerd en door het Nederlandse opvangsysteem komen daar weer nieuwe trauma’s bij. ‘We laten mensen nu te lang bungelen, de onzekerheid over de toekomst is enorm.’

‘We moeten terug naar de kleinschalige, veel warmere opvang uit mijn tijd’, vindt Seighali. De huidige opvangcrisis doet haar pijn aan het hart. ‘En we vergeten dat dit allemaal het gevolg is van politieke keuzes. We streven naar opvang in de regio en daarom richten we een sobere opvang in, want er mag vooral geen aanzuigende werking zijn. Het moet zo efficiënt mogelijk en daarom willen we alleen grootschalige voorzieningen die bij omwonenden veel verzet oproepen, en we ontslaan medewerkers meteen als er maar even minder asielzoekers zijn.’

‘Zoals Oekraïners worden opgevangen, dat gun je iedere vluchteling. We zien nu hoe het wel kan’  

In plaats van wantrouwen moeten we uitgaan van vertrouwen. Veel winst kan geboekt worden als mensen eerder kunnen beginnen met scholing en werk. Dat kan zelfs voordat iemand al dan niet erkend is als statushouder.
‘Medewerkers zouden samen met iemand moeten kijken naar de mogelijkheden’, zegt Seighali. Het is een werkwijze die ze ook bij het UAF met veel succes introduceerde. ‘Nu gaat er veel talent verloren, het is bijna onmogelijk voor iemand om weer op het niveau van het thuisland aan het werk te gaan. Dat komt gedeeltelijk door de taal, maar er zijn ook veel onnodige barrières.’ Artsen en ingenieurs moeten bijvoorbeeld vaak de gehele opleiding hier weer opnieuw doen. ‘Dat is doodzonde, je zou ook kunnen kijken naar maatwerk, een traject dat wel te behappen is.’

Na haar opleidingen werkte Seighali achtereenvolgens als teamleider in de jeugdzorg, als psychotherapeut, manager bij de Reclassering en directeur-bestuurder van UAF. Nu heeft ze een sabbatical om na meer dan dertig jaar studie en werk ‘even ruimte in mijn hoofd te maken’. Alleen toezichtfuncties bij onder meer woningbouwcorporatie de Alliantie, Paleis het Loo en Reclassering Nederland heeft ze aangehouden. Daarnaast is ze nog voorzitter van het Humanistisch Verbond.

Toch dreigde deze succesvolle maatschappelijke carrière in het begin spaak te lopen op een wel heel praktisch probleem. Ze moest namelijk voor haar opleiding maatschappelijk werk een fulltime stage lopen. ‘Daardoor had ik dagelijks reiskosten’, vertelt ze, ‘en dat konden we niet betalen. Het was dan ook maar de vraag of ik met die stage kon beginnen en mijn opleiding kon afmaken.’ De oplossing was uiteindelijk dat ze samen met haar man in de weekenden het kantoor van de stagegever betaald ging schoonmaken. Zo ervaren vluchtelingen onnodig veel obstakels, is haar ervaring. ‘Ik hoop dat in de nieuwe wet op de inburgering die reiskosten eindelijk een keer geregeld zijn.’

Als we iets moeten leren van het succes van de opvang van Oekraïners na de Russische inval, dan is het volgens Seighali de betrokkenheid van (vele) gemeenten en burgers en de praktische, oplossingsgerichte aanpak. ‘Opeens was er zoveel mogelijk. Niet alleen dat er vanaf het begin duidelijkheid was over hun status, maar er werd huisvesting geregeld, onderwijs voor de kinderen, mensen konden eventueel aan het werk. Natuurlijk zijn er ook zaken fout gegaan, maar het is wel een voorbeeld van hoe het ook kan. Ik was weer even trots om Nederlander te zijn.’

‘Heb je dat filmpje gezien van dat meisje in Kermaskan?’ vraagt Seighali een paar weken later aan de telefoon. ‘Ze staat zonder hoofddoek op straat en geeft iedereen die dat wil een knuffel. Dat is zo’n ontzettend dappere daad van verzet.’ Op 13 september wordt de Iraans-Koerdische Mahsa Jina Amini door de Iraanse politie gearresteerd omdat haar hoofddoek te weinig haar zou bedekken. Drie dagen later bezwijkt ze aan haar verwondingen. Het is het startpunt van een massale volksopstand tegen de dictatuur van de ayatollahs, waarbij vooral jonge vrouwen het voortouw nemen.

De gebeurtenissen zetten het leven van Seighali op z’n kop. ‘Ik word elke nacht om vier uur wakker en struin dan de sociale media af voor filmpjes waarmee ik me een beeld van de ontwikkelingen kan vormen.’ Ze is trots op de dapperheid van de jonge vrouwen, herbeleeft haar eigen jeugd. ‘Ik weet wat ze meemaken, ook op ons werd in de jaren tachtig geschoten, ik hoor nog de kogels rakelings langs vliegen, ik kreeg ook een schampschot.’ Ze denkt ook aan
de ouders van de jonge strijders. ‘Bij mij wilden mijn ouders me tegenhouden, maar ik klom over de muur. Ze zullen doodsangsten hebben uitgestaan.’

Ze praat vaak hardop tegen zichzelf, merkt ze nu. ‘Ik noem de namen van de kameraden die toen gedood zijn. Ik vertel tegen ze dat ze dat offer niet voor niets gebracht hebben en dat een nieuwe generatie jongeren nu hun strijd heeft voortgezet.’  

Samen met Eerste-Kamerlid Farah Karimi en hoogleraar Halleh Ghorashi organiseerde ze twee weken geleden een grote solidariteitsdemonstratie op het Malieveld. ‘De strijd gebeurt in Iran’, realiseert ze zich maar al te goed. ‘Daar lopen mensen grote risico’s en wij kunnen slechts een heel klein steentje bijdragen. Maar je hoopt dat in Iran doorsijpelt dat in het buitenland de steun groot is.’

Maar liefst tien Kamerleden gaven op de demonstratie acte de présence. Toch zou de steun van westerse regeringen veel sterker kunnen zijn, vindt Seighali. Europa zou net als bij Oekraïne meer zijn tanden moeten laten zien. ‘Zet de Iraanse ambassadeur uit, roep je eigen ambassadeur terug. De Iraanse regering schiet op de eigen bevolking, dat is onacceptabel.’ Ze pleit voor meer sancties. ‘Raak daarmee de corrupte steunpilaren van het regime. De
bevolking lijdt ook altijd onder sancties, maar is daartoe bereid.’

Zal deze generatie vrijheidsstrijders wel succes hebben? Seighali hoopt het zeer. ‘Het zal niet gemakkelijk zijn, rond de ayatollahs zit een corrupte kliek die veel te verliezen heeft. Maar je ziet op de filmpjes dat er ook in meer conservatieve streken fel geprotesteerd wordt en dat ook tapijthandelaren en arbeiders in de olie-industrie zijn gaan staken. Dat zijn
hoopvolle tekenen.’

Uiteindelijk zullen ook onderdelen van de politie en het leger moeten gaan overlopen. Daar zullen nog best wel wat maanden aan protest voor nodig zijn, verwacht ze. ‘Maar het Perzisch is een zeer poëtische taal. De middeleeuwse humanistische dichter Saadi schreef al: “Als je geen sympathie hebt voor de problemen van anderen, ben je onwaardig om mens genoemd te worden.” Ik hoop dat in Iran de poëzie uiteindelijk overwint.’

Uit: De Groene Amsterdammer van 19 oktober 2022

www.groene.nl/2022/42